FAQs

Frequently Asked Questions

U kunt bij MoNed terecht voor verschillende vormen van bouwhistorisch onderzoek. Wij voeren deze graag voor u uit; u treft ze aan onder ‘Diensten’. De belangrijkste eisen die aan een goede bouwhistoricus (m/v) worden gesteld zijn onafhankelijkheid, ervaring en het werken volgens de Richtlijnen  voor Bouwhistorisch Onderzoek die in 2009 zijn opgesteld door, onder andere, de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE). Daarnaast is een goede bouwhistoricus opgenomen in het Kwaliteitsregister van de Bond van Nederlandse Bouwhistorici.
Wanneer u bij uw gemeente een omgevingsvergunning aanvraagt voor een gemeentelijk monument of een rijksmonument wordt er steeds vaker naar een bouwhistorisch rapport met monumentale of cultuurhistorische waardestelling gevraagd. Hiermee wordt  het makkelijker te ontdekken waar  eventuele knelpunten zitten in de nieuwe plannen die u als (nieuwe) eigenaar wilt laten uitvoeren. Ook voorkomt het onnodige discussies over niet-monumentale onderdelen of indifferente onderdelen, zoals in het verleden toen het gehele monument als hoog monumentaal werd aangemerkt. In de meeste gevallen waarin nog geen verbouwingen hebben plaatsgehad is er sprake van een bouwhistorische verkenning of opname. Op basis hiervan wordt door de bouwhistoricus tevens een waardering gemaakt van de monumentale onderdelen die veelal worden ingekleurd op een zogenoemde waarderingsplattegrond.

Het totale onderzoek bestaat, naast de rapportage, uit twee fasen. De eerste , en belangrijkste, is het onderzoek van het object zelf. Alle aanwezige bouwsporen die iets kunnen vertellen over de verschillende bouwfaseringen worden hierbij in kaart gebracht en met elkaar vergeleken. Van belang is dat hierbij zoveel mogelijk ruimten bezocht kunnen worden. Kappen en kelders zijn vaak het minst aangetast door de eeuwen heen waardoor zij vaak de meest interessante informatie prijsgeven.

In tweede instantie worden verschillende archieven geraadpleegd, zoals beeldbanken, notarisarchieven, oude kaarten, et cetera. Vaak kan hieruit nog meer informatie worden gehaald of aanscherping plaatsvinden van de in de eerste fase vastgestelde bouwperiode(-n). Ook zal gekeken worden naar verschillende relevante literatuur. Al deze informatie zal daarna worden verwerkt in een rapportage waarin getracht wordt een zo compleet mogelijk beeld te geven van de aanwezige cultuurhistorische en monumentale onderdelen en de cultuurhistorische waardestelling op basis van de onderzoeksresultaten.

Voor het onderzoek ter plaatse kan men meestal uitgegaan worden van  2,5 uur bij een gewoon woonhuis tot 4 à 5 uur bij ingewikkelder panden met een normale omvang. Een 19e eeuws woonhuis met weinig verschillende bouwfasen zal sneller doorlopen worden dan een boerderij met veel verschillende elementen en bouwperioden. Grotere industriecomplexen hoeven in de regel niet veel tijd te vergen omdat ze vaak bestaan uit grote ruimten. Bij het opstellen van de offerte wordt door ons altijd een inschatting gemaakt van de tijd die het onderzoek ter plaatse duurt en van het daarop volgende archiefonderzoek en de verslaglegging.
Uiteraard verschilt dit per bouwhistorisch bureau of bouwhistoricus. Ook de onderzochte objecten spelen een rol evenals de gemeente waarin deze zich bevinden en de bijbehorende archieven. Ons bureau heeft het tijdig leveren van de door u gewenste rapportage hoog in het vaandel staan. Wij houden voor de meeste onderzoeken twee weken na bezoek van het pand aan. Bij grotere objecten zoals een paleis of kasteel kunnen wij deze termijn uiteraard niet garanderen. We spreken dan eerder van maanden.
Het belangrijkste onderdeel van een bouwhistorisch onderzoek is het gebouw zelf. De bouwhistoricus bekijkt, onder andere, aan de hand van de structuren, het materiaalgebruik, de bouwwijze en de constructie wanneer het gebouw mogelijk gebouwd en verbouwd is. Daarnaast wordt bepaald hoe gaaf de aanwezige onderdelen of bouwfaseringen zijn en hoe zeldzaam. Dit deel van het onderzoek wordt aangevuld met archiefonderzoek (zoals over wie er gewoond hebben en van oude tekeningen en verkoopakten). De bouwhistoricus doet tevens onderzoek naar andere, vergelijkbare panden om meer duidelijkheid te krijgen over de zeldzaamheid van het pand van de opdrachtgever.
Gemeenten zijn verplicht aan te geven hoe zij omgaan met de cultuurhistorie binnen hun grenzen. De meeste van hen hebben bouwhistorisch onderzoek verplicht gesteld in de bouwverordeningen ter bescherming van gemeentelijke en rijksmonumenten. In de meeste gevallen wordt ook naar de omvang van de geplande ingrepen gekeken en bepaald of een dergelijk onderzoek wenselijk is of niets toevoegt aan wat men al weet. Het is daarom aan te bevelen om contact op te nemen met de afdeling monumentenzorg van uw gemeente.
Het doel van bouwhistorisch onderzoek is meer inzicht krijgen in de bouwwereld van onze voorouders. Hierbij gaat het om het gehele proces vanaf het moment van winning, vervoer en handel  van bouwmaterialen tot het bouwen en verbouwen van de objecten. Veel van deze informatie is verloren gegaan of nooit opgeschreven waardoor we veel  ervan niet altijd tot onze beschikking hebben. In de afgelopen decennia is al het nodige aan onderzoeksmateriaal verzameld maar is nog lang niet alle informatie boven water gekomen. Tegelijkertijd dient een bouwhistorisch onderzoek ter inventarisatie van de monumentale waarde van de bouwkundige elementen. Hierdoor wordt voorkomen dat er onbedoeld historische informatie of elementen verdwijnen.

De plannen die de architect of gebruiker hebben, kunnen soms haaks staan op de cultuurhistorische waarden van de bouwkundige onderdelen. Ook kan het voorkomen dat men veel geld en tijd stopt in het behoud elementen die vervolgens niet monumentaal blijken te zijn. Het uitvoeren van een bouwhistorisch onderzoek dient dan ook in een zo vroeg mogelijk stadium van planvorming plaats te vinden. We spreken dan veelal over een bouwhistorische verkenning. Soms is het nodig om een of meer kijkgaten in (wand-)afwerkingen te maken om iets meer duidelijkheid te krijgen over wat er achter niet-monumentale afwerkingen aanwezig is. Wanneer een bouwhistoricus bij een eerste onderzoek zo wat dieper op de materie ingaat spreken we van een bouwhistorische opname.

Soms is aanvullend onderzoek gewenst tijdens de bouwwerkzaamheden. Door het ‘afpellen’ van de historische gelaagdheid kunnen onduidelijkheden opgeheven worden en wordt in een enkel geval de waardering bijgesteld.

In onze archieven kunnen we allerlei soorten informatie over ons verleden vinden. Ook gebouwd erfgoed, zoals een monument, is een bron waar onze geschiedenis in verborgen ligt. Bij  bouwhistorisch onderzoek worden deze ‘archieven’ gelezen, geïnventariseerd en gedocumenteerd door een bouwhistoricus, om te voorkomen dat deze informatie onbedoeld verdwijnt. Dit kan variëren van afwerkingen of bewerkingen van bouwkundige materialen tot de aanvoer of verkoop van materialen die in het verleden plaatsvond. Daarnaast biedt bouwhistorisch onderzoek de basis voor het cultuurhistorisch waarderen van monumentale onderdelen.